Menu
Sluit zoekveld

Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?

Wie zoekt die vindt.

Curium, scheikundig element 96

Marie Curie of hoe een beroemde Poolse geleerde aan het IJzerfront terechtkwam 

Op de aangrijpendste foto van de Pools-Franse natuur- en scheikundige Marie Curie zit ze aan het stuur van een gammele vrachtwagen – zonder portieren – van het Rode Kruis, met daarin al het materieel om radiografische foto’s te maken. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was ze meteen op pad gegaan om ziekenauto’s – later ‘petites curies’ geheten – voor radiologisch onderzoek operationeel te maken, én de chauffeurs, artsen en verplegers ervoor op te leiden. Op de foto is ze eind in de veertig en dodelijk vermoeid. 
Curie was in 1914 al acht jaar hoogleraar aan de Sorbonne, directrice van het Radiuminstituut in Parijs en ze had twee Nobelprijzen op zak. Niemand deed haar dit ooit na. 
Wat minder bekend is: elf keer ging ze zelf met een ‘petite curie’ op missie in de Westhoek, aan het IJzerfront. Van De Panne tot Hoogstade en van Beveren-IJzer tot Poperinge was ze aan de slag, voor een deel samen met haar 18-jarige dochter Irène. Alle radiografische teams samen hadden tegen het einde van de oorlog vooral dankzij Curie bijna een miljoen foto’s gemaakt.   

Uit Warschau

Toen Maria (‘Manya’) Sklodowska in 1867 in Warschau werd geboren, stond Polen al bijna een eeuw onder tsaristisch bewind. Haar ouders, beiden leerkrachten, waren vanwege hun Poolse sympathieën hun baan kwijtgeraakt. Haar oudste zus overleed aan tyfus, haar moeder aan tuberculose. Ze was toen nauwelijks tien.
Maria was altijd de beste van haar klas, maar meisjes konden niet naar de universiteit. ’s Avonds en ‘s nachts volgde ze cursussen aan de illegale ‘vliegende universiteit’, op wisselende locaties, om aan het oog van de bezetter te ontsnappen. Op zeker ogenblik sloot ze met haar oudere zus Bronya een pact dat voorzag dat ze om de beurt zouden werken om de studie van de ander te bekostigen. Maria vond werk als gouvernante en met dat geld kon Bronya in Parijs gaan studeren.

Pierre Curie

Zo kwam het dat Maria pas in 1891, op haar 24ste, in Parijs arriveerde en formeel nog niets in handen had. Twee jaar later behaalde ze haar master in natuurkunde, een jaar later in wiskunde. ’s Winters had ze het zo koud dat ze alle kleren moest aantrekken die ze bezat. Ze kwam net niet om van de honger. Op zoek naar het laboratorium ontmoette ze Pierre Curie, een man die hoofd was van een klein gemeentelijk laboratorium in Parijs. Ze trouwden in 1895. 
In 1898 ontdekten de Curies eerst de radioactiviteit van thorium en daarna de nieuwe elementen polonium - Marie zou Polen altijd trouw blijven - en radium. Bijna vier jaar lang werkten ze aan de scheiding van radium uit tonnen pekblende uit het Ertsgebergte. Het was een krankzinnig karwei: pekblende bevat één deel radium op een miljoen delen van het mineraal. Een bezoeker typeerde hun werkplek als ‘een kruising tussen een stal en een aardappelkelder’.

Twee Nobelprijzen

Samen met de natuurkundige Henri Becquerel en haar man kreeg ze in 1903 de Nobelprijs natuurkunde. Wel pas nadat Pierre het Nobelcomité een briefje had geschreven dat hij de prijs alleen aanvaardde als Marie hem ook kreeg. In 1911 ontving ze ook de Nobelprijs voor scheikunde. Twee Nobelprijzen, voor een vrouw dan nog, bleef uniek in de geschiedenis. Vanaf 1914 was Marie vervolgens aan het oorlogsfront actief. 
Ze overleed in 1934 aan ‘aplastische anemie’ of beenmergdepressie veroorzaakt door het radiumelement dat ze zelf een naam had gegeven.
In 1995 kreeg ze als eerste vrouw, samen met Pierre, een laatste rustplaats in het Panthéon in Parijs waar grote Fransen als Voltaire, Rousseau, Victor Hugo en Emile Zola begraven liggen. De Curies hebben vandaag in Parijs een naar hen genoemde universiteit, een hospitaal, een metrostation en een klein museum, Maries oude Radiuminstituut.
Marcel Grauls

Sluit Mijn Willemsfonds