Menu
Sluit zoekveld

Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?

Wie zoekt die vindt.

De microscoop als toverstok | Alois Alzheimer

Op 26 november 1901 noteert de jonge Duitse arts Alois 
Alzheimer zijn vraaggesprek met de 51-jarige patiënte Auguste Deter: ‘Hoe heet u?’ – ‘Auguste’. ‘Hoe heet uw man?’ – ‘Ik denk Auguste’. ‘Uw man?’ – ‘Ah, mijn man’. ‘Bent u getrouwd?’ – ‘Met Auguste’. Wanneer Alois Alzheimer na de dood van Auguste Deter vijf jaar later haar hersenen onderzoekt, bemerkt hij een eigenaardig kluwen binnen de zenuwcellen. Een ontdekking die Alzheimer kon doen dankzij de net ontwikkelde inkleuringsmethoden van hersenpreparaten. In 1910 vernoemde de beroemde psychiater Emil Kraepelin in een van zijn boeken de ziekte naar zijn collega. Geen van beiden kon toen vermoeden dat de kwaal later zou uitgroeien tot ‘de ziekte van de 20ste eeuw’. Het levensverhaal van Alois Alzheimer leest, net als Jef Geeraerts’ thriller ‘De zaak Alzheimer’ uit 1985, als een trein.

Het verband tussen geest en lichaam

Alois Azheimer werd in 1864 geboren als zoon van een notaris in het Noord-Beierse stadje Marktbreit, vlakbij de rivier de Main. In 1883 sloot hij zijn middelbare studie af met behoorlijke cijfers voor alle vakken, een bijzondere vermelding voor natuurwetenschappen én een blaam voor allerhande scholierenstreken die niet door de beugel konden. Ook later, als student in de medicijnen, liet hij zich gelden: bij een duel met de degen liep hij een lelijke snede op over de linkerkant van zijn gezicht. Hij was groot en struis, en kon als goede Beier flinke hoeveelheden bier verwerken – aldus tijdgenoten. In 1888 studeerde hij af met een 17 pagina’s tellende dissertatie over oorsmeerklieren.
Ondertussen had een van zijn professoren hem al een grote liefde voor de microscoop bijgebracht. Eind 1888 ging hij aan de slag als ‘derde arts’ in de stedelijke psychiatrische inrichting van Frankfurt die toen gold als de meest interessante plek van Duitsland inzake geestelijke gezondheidszorg. Het ziekenhuis liet de patiënten werken in de moestuin of in het grote park, organiseerde uitstappen en dreef de vrije behandeling op tot het uiterste. 
Alzheimer was ervan overtuigd dat je geestelijke kwalen fysiek zichtbaar moest kunnen maken. Zo voerde hij lange gesprekken met alle patiënten en onderzocht hij na hun dood grondig hun hersenen, op zoek naar een verband met de afwijking.

Wedloop tegen de dood

In 1894 vroeg een bevriende arts hem om hulp bij de behandeling van de steenrijke Joodse diamantair Otto Geisenheimer, die op weg naar Algerije was gestrand in het Franse Saint-Raphaël met een spierverlamming. Kort na Alzheimers aankomst overleed de man. Nauwelijks enkele maanden later trouwde Alzheimer met de weduwe Cecilie Wallerstein, wat de arts plots uiterst vermogend maakte. Ze kregen drie kinderen, maar hun geluk was van korte duur. Nauwelijks zes jaar na hun huwelijk overleed Cecilie, 41 jaar oud. Alzheimer droeg de opvoeding van de drie kinderen over aan zijn zus en stortte zich op zijn werk.
Samen met psychiater Emil Kraepelin trok hij naar Munchen om er een nieuwe koninklijke psychiatrische kliniek op te richten. Aangezien hij het zich kon veroorloven, werkte Alzheimer onbezoldigd. De inrichting telde tweeduizend opnamen per jaar, Alois werkte dan ook dag en nacht. Al gauw verwierf zijn laboratorium wereldfaam; op foto’s uit die tijd worden studenten uit de hele wereld bemerkt.
Vrienden uit Frankfurt stuurden hem in 1906, na het overlijden van Auguste Deter, haar hersenmateriaal zodat Alzheimer zijn eerste bevindingen kon noteren. In 1912 werd hij hoogleraar in Breslau, vandaag het Poolse Wroclaw. Onderweg liep hij een ernstige verkoudheid op, die hij verwaarloosde en waarvan hij niet meer herstelde. Nog twee jaar lang werkte hij als bezeten, publiceerde hij talloze studies, verscheen hij op elk congres – een wedloop tegen de dood. Hij overleed op 19 december 1915, 51 jaar oud. Een laatste rustplaats vond hij op het Hauptfriedhof van Frankfurt waar hij naast zijn vrouw begraven ligt. Sinds 1995 is zijn geboortehuis in Marktbreit ingericht als museum. Pronkstuk van de collectie is ongetwijfeld de microscoop van Alzheimer.
Marcel Grauls 
www.marcelgrauls.be

Sluit Mijn Willemsfonds