Menu
Sluit zoekveld

Waarmee kunnen wij je van dienst zijn?

Wie zoekt die vindt.

Recensie: "Opperduitsland" van Alexander Schimmelbusch

Recensie: "Opperduitsland" van Alexander Schimmelbusch

5 april 2019 by Yelter Bollen

Opperduitsland.jpg

Yelter: "Opperduitsland bevat grappige observaties, een hoofdpersonage dat het karikaturale ontstijgt, en een lollige knipoog naar Houellebecq."

De achterflap van Opperduitsland belooft ons ‘verrassende politieke inzichten over de ondergang en wederopstanding van de staat’. De Süddeutsche Zeitung spreekt van ‘Een Duits antwoord op Michel Houellebecqs Onderworpen’. Deze hooggestemde verwachtingen lost de roman niet in. Opperduitsland bevat wél grappige observaties, een hoofdpersonage dat het karikaturale ontstijgt, en, met een beetje goede wil, een lollige knipoog naar Houellebecq.

Alexander Schimmelbusch put voor deze roman uit zijn verleden in de financiële wereld: Victor staat aan het hoofd van een Duitse ‘mergers & acquisitions’ bank. Tijdens zijn dagelijkse bezigheden als steenrijk lid van de Duitse financiële elite (presentaties schrijven voor ministeries, dure auto’s kopen, zijn werknemers uitpersen, koken met zijn dochter, zijn minnares begluren via een slim bewakingssysteem) mijmert hij er op los: over zijn verleden, zijn weg naar de top, zijn ex-vrouw, zijn dochtertje, en, Houellebecqiaanse roffel, de stand van’t land. 

De roman kabbelt van hot naar her: beschouwingen over zijn keuze voor de ‘Shere Khan’ elektrische Porsche worden afgewisseld met overpeinzingen van het kaliber ‘de mens is overgeleverd aan archaïsche impulsstructuren’. Schimmelbusch moet het vooral hebben van de ‘milieuschets’ die hij optuigt via Victors observaties over zijn wereld(je). Dit doet hij vooral met een uitvergroting van de taal die dit soort mensen en/of de tijdsgeest produceert. Mannen die verlangen naar een vrouw aan de haard zijn ‘volgens Victors inschatting niet in staat op onorthodox-visionaire manier te reageren op de challenges van een zich snel en radicaal transformerend competitief milieu’. Dat is vaak grappig, maar ook gemakkelijk en zelden erg diepzinnig. Bovendien leunt de auteur te vaak op dit trucje, wat regelmatig leidt tot jargonkanonnades die ergens blijven steken tussen authentiek en ironisch: ‘met het argument sfeer de moderne consument aanlokken, die lang aanschuiven voor het front-cookingsysteem als een onderdeel zag van de communicatieve ervaring en van de dynamische spirit van het fresh-casualconcept – dat vond Victor toch al te mensonterend.’ Deze soms gratuite zeitgeisterij neigt onvermijdelijk richting karikatuur. 

Toch weet Opperduitsland soms te verrassen, en zo meer te zijn dan een flauwe parodie. Ten eerste slaagt Schimmelbusch er in om zijn Victor gelaagd en interessant te houden: telkens wordt er een karikatuur gesuggereerd die dan toch niet helemaal blijkt te kloppen. Iets gelijkaardigs geldt voor het verhaal. Voortdurend verwacht je dat er met een bepaalde scene eindelijk een vingerdik plot op gang wordt getrokken, steeds onterecht. Als er ’s avonds omineus op zijn deur geklopt wordt, denk je dat het tij zich eindelijk tegen hem zal keren (gaan ze hem gijzelen? Is hij bankroet?), maar dan volgt toch weer een paragraaf over de verrukkelijke Pekingeend die zijn hotel hem net bracht.

Eigenlijk is het fijne aan deze roman net dat hij maar zo’n beetje heen en weer schuifelt, pas helemaal op het einde besef je dat Schimmelbusch toch aanstuurt op een duidelijke plotwending. Plots begint Victor (als doelloze vingeroefening) aan een dertig pagina’s tellend betoog over Duitsland. Dit traktaat wordt opgepikt door een oude studiegenoot, de succesvolle zoon van een Döner-magnaat, die er vervolgens mee naar de kiezer trekt. Een zucht later wordt Duitsland al vijftien jaar lang geregeerd door Bondskanselier Ali Osman. Deze wending voelt gemaakt, en werkt eigenlijk alleen als ironische knipoog naar Onderworpen: aan de hele identiteitspolitieke dimensie wordt verder geen aandacht besteed. Osman I voert niet de Sharia in, wel een economische omwenteling naar Chinees model.

Misschien had Schimmelbusch zijn personage beter verder laten fezelen over Duitsland, cultuur en kapitaal. Dan had hij een portret geschreven van een zorgeloze bankier, die in het ijle kritisch nadenkt over zijn privileges. Zonder daar ooit echt naar te handelen. Zonder dat de buitenwereld zich op welke manier dan ook aan hem opdringt. Langs de andere kant is het einde misschien wel deel van de wrange grap die de auteur ons hier vertelt: komt de volgende grote omwenteling werkelijk van een staatskapitalistisch verbond tussen een kebabmultinational en een investeringsbankier? Een vastgoedmagnaat, tot daaraan toe.

Sluit Mijn Willemsfonds